Bolsius kaarsenfabriek

1850 – 1870: Bertus & Antoon

 

Ergens in het midden van de 19 eeuw vestigt Henricus Bolsius (1817) zich als dokter in de gemeente Schijndel. Hendricus trouwt in 1847 met de uit Schijndel afkomstige Allegonda Smits, dochter van bierbrouwer Lambertus Smits. Het echtpaar krijgt vier zonen, waarvan er 2 al jong komen te overlijden.

De zonen Lambertus (Bertus, 1848-1907) en Antonius (Antoon, 1850-1906) wilde beiden graag gaan studeren in Leiden, maar moeder Allegonda stak hier een stokje voor omdat zij de streng katholiek opvoeding daar niet zou kunnen handhaven.

 

 

Zoon Lambertus is voorbestemd om de brouwerij van de familie Smits (Brouwerij het Anker) over te nemen en zoon Antonius richt een wasblekerij op in Schijndel. Ondanks dat ze in twee verschillende bedrijven werken, voeren beide broers hun hele leven een gezamenlijke boekhouding en helpt Lambertus regelmatig op de wasblekerij.

 

 

Antonius (links) en Lambertus (rechts) ↑

De wasblekerij start in eerste instantie als liefhebberij achter het ouderlijk huis in het centrum van Schijndel. Het centrum blijkt echter minder gelukkig gekozen omdat in het droge bleekseizoen de was teveel wordt vervuild door stof afkomstig van de toen nog zeer stoffige wegen. Het jaar van oprichting is uit de oude bescheiden niet meer nauwkeurig na te gaan, maar het mag worden aangenomen dat er in ieder geval in het jaar 1870 al activiteiten plaats vonden.

 

De opzet van de wasblekerij is in eerste instantie zeer primitief, een paar kleine houtgestookte smeltketels, een bijenwaspers (zie afbeelding), een smalle houten koelbak, een houten wals en enkele tinnen vormpjes voor het maken van de waskoekjes. Door het stof in het centrum, wordt het bedrijf al spoedig overgeplaatst naar de Kerkendijk in “De Beemd” in Schijndel waar het hoofdkantoor van Bolsius nu nog staat. De grond aan de Kerkendijk was eigendom van bierbrouwer Mathijs Smits, een oom van Bertus en Antoon.

← Een Honingraatpers waarmee de was uit de honingraat werd geperst

Het proces van wasbleken

Bijenwasblekerij Bolsius haalt de was uit honingraten om er ‘waskoekjes’ van te maken: blokjes die gebruikt worden voor het maken van kaarsen. Bijenwas was in die tijd de enige bruikbare grondstof om kaarsen van te maken.

 

Als eerst stap in het proces moet de was (ook geimporteerde was uit de tropen) uit de honingraten worden gekookt. De gestolde (geelkleurige) was wordt vervolgens in krullen gefreesd om vervolgens in de zon te kunnen bleken.

Op de foto’s is te zien hoe de waskrullen liggen te bleken in de zon. Op de achtergrond de ‘kassen’ waar in de wintermaanden wordt gebleekt.

Foto: eigenaar Antoon Bolsius (bolhoed en cape)
links op de foto

In het voorjaar liggen de waskrullen buiten op de lange tafels om een paar weken lang zoveel mogelijk zon op te vangen. In de winter verhuizen de werkzaamheden naar de kassen. De gebleekte was wordt later opnieuw gesmolten en met een pollepel in ronde tinnen bakjes gegoten. Deze waskoekjes worden vooral geleverd aan kosters die zelf kaarsen maken voor de eredienst.

Voor het maken van de “waskoekjes” wordt de gebleekte was in kleine smeltketels boven een houtvuur gesmolten en gezuiverd. Vervolgens wordt de was met een pers tot dunne platen gewalst die vervolgens weer in linten worden gesneden. De waskoekjes (blokjes) worden verkocht aan kosters om er vervolgens zelf kaarsen van te maken.

1903: de neven Harrie en Frits komen in de zaak

In 1903 doet Henricus Bolsius (1885-1954), zoon van Lambertus, zijn intrede als firmant. Oprichter Antonius Bolsius overlijdt drie jaar later.

 

Henricus (Harrie) zet samen met neef Godefridus (Frits) (1887-1954) het bedrijf voort. De gebroeders Bolsius beperken zich tot na de Eerste Wereldoorlog tot het bleken van bijenwas. In de eerste pakweg 50 jaar blijft het bedrijf beperkt van omvang met maximaal 10 medewerkers.

Briefhoofd ↑

Ca. 1920: start productie van (kerk)kaarsen

De fabriek omstreeks 1930

Na de Eerste Wereldoorlog, omstreeks 1920 begint Bolsius met het maken van kerkkaarsen. Dit besluit is niet zonder risico, de fabriek wordt hiermee deels een concurrent van haar eigen klanten.

 

Vrouwen vlechten de kaarsenpitten (de lonten) en in de fabriek worden wasblokken vloeibaar gemaakt voor het dompelproces, het zogenaamde “tonken”.

De Bolsius Kaarsenfabriek heeft dan al het predikaat “Pauselijk Hofleverancier” (1927).

Met het produceren van kaarsen begon ook de groei van het bedrijf en in 1936 was Bolsius uitgegroeid tot een middelgroot industrieel bedrijf met ca. 80 medewerkers in dienst.

Advertentie februari 1940 ↑

Oorlogstijd (1940 – 1945)

 

Door het uitbreken van de Tweede wereldoorlog (1940) krijgt het bedrijf te maken met ernstige problemen met de aanvoer van grondstoffen. Om te voorkomen dat veel medewerkers zonder werk komen te zitten en in Duitsland te werk gesteld worden, wordt de afdeling “kunstnijverheid” opgestart, waar gipsen beelden worden geproduceerd. In nagenoeg alle huizen in Schijndel was destijds wel een beeld(je) van Bolsius te vinden.

Na de luchtlandingen van operatie Market Garden in 1944 lag Schijndel zes weken in de frontlinie en er werd veel verwoest, ook bij de NV Gebr. Bolsius. Toch was het na de bevrijding van Schijndel het eerste bedrijf dat weer op gang kwam.

Gipsen “oorlogsbeeldje” ↑
Schade na de granaatweken in 1944 ↑
Puinruimen ↑

De jaren 50

 

Begin jaren 50 maakt het bedrijf een moeilijke periode door. De personeelsbezetting loopt terug tot 48 werknemers.

In de tweede helft van de jaren 50 trekt de markt voor kaarsen aan en weet het bedrijf de omschakeling te maken van handarbeid naar machinale productie.

 

Omdat Lambertus Bolsius ook directeur was bij Nutricia (productie van melkpoeder) kwam men op het unieke idee om van paraffine poeder te maken door de vloeibare paraffine in aanraking te laten komen met koude lucht en op die manier theelichtjes te persen (1959). Hiervoor werd een toren ontwikkeld om poeder te produceren en werd een oude tabletteermachine (eerder gebruikt voor de productie van Maggi tabletten gemaakt) omgebouwd tot pers om de lichtjes te persen. Hiermee was de basis gelegd voor grootschalige productie van thee- en devotielichten. Bekende merken uit die jaren zijn: Alpengloei theelichten en Theresia Devotielichten.

Luchtfoto 1951

Een noodlottig ongeval (6 december 1954)

 

Maandag 6 december 1954 is een zwarte dag voor kaarsenfabriek Bolsius. Als gevolg van een noodlottig auto-ongeluk bij Vianen komen de beide directeuren Henricus (Harrie) en Godefridus (Frits) om het leven.

Algemeen Handelsblad
(7 december 1954)
Nieuwe Leidsche Courant (7 december 1954)

1960 – 2000

De jaren 60

In de jaren 60 stijgt het verbruik van kaarsen wereldwijd. Vooral de sierkaars komt hierbij steeds meer in de mode. Onder de leiding van L.J. (Bertus) Bolsius en Drs. P. v.d. Heijden weet Bolsius succesvol in te haken op de productie van deze kaarsen. De werkgelegenheid neemt weet toe om in 1970 op 125 medewerkers uit te komen. Het vloeroppervlak van de fabriek wordt verdubbeld en wereldwijd wordt Bolsius een begrip in de kaarsenwereld.

 

In 1961 komt Prinses Irene op bezoek bij Bolsius. Het bedrijf vervaardigde speciale kaarsen voor het bruiloftsdiner van Prinses Beatrix (1966).

Aan de pitmachine (Jaantje van der Heijden)
 

De jaren 70

In 1978 neemt A.B.J. (Anton) Kristen het bedrijf over van L.J. (Bertus) Bolsius. Kristen is een telg uit een familie van waskaarsenfabrikanten uit Delden, en tevens eigenaar van kaarsenfabriek Boxmeer (te Boxmeer).

 

Het bedrijf wordt voortgezet onder de naam Bolsius Kaarsenfabriek B.V, omdat deze merknaam meer bekend is bij consumenten. Onder het bewind van Anton Kristen wordt op grote schaal geïnvesteerd en verdrievoudigd de omzet. Ook het introduceren van verkoop van kaarsen in modieuze verpakkingen en geschenkverpakkingen in combinatie met aan kaarsen verwante producten blijkt een gat in de markt.

Inpakafdeling
 

De jaren 80

De niet-religieuze markt neemt een steeds belangrijkere rol in het productassortiment van Bolsius. Het bedrijf moderniseert en groeit enorm door. In 1983 wordt de NV Koninklijke Stearine Kaarsenfabrieken Gouda – Apollo overgenomen. Deze kaarsenfabriek uit Gouda dateert uit 1853

Bolsius in de 80-er jaren

De jaren 90

In 1991 wordt de heer D. J. Boer algemeen directeur van Bolsius. Het bedrijf gaat zich richten op de Europese markt en export uiteindelijk naar zo’n 50 landen. De export vertegenwoordigt dan zo’n pakweg 45% van de productie. In dit jaar worden tevens de waxine activiteiten van Verkade overgenomen door de Bolsius Group BV.

 

In 1995 lijft de Bolsiusgroep kaarsenfabriek Kristen in Delden over.

 

In 1997 start Vincent Kristen (zoon van Anton Kristen) samen met Renata Warchlewka een nieuwe kaarsenfabriek in Kobylin in Polen. In de nieuwe kaarsenfabriek worden met name arbeidsintensieve kaarsen geproduceerd. De werkgelegenheid in Nederland wordt afgebouwd.

Bolsius fabriek in het Poolse Kobylin

2000 – heden

De concurentie van kaarsen uit het Oostblok en china neemt sterk toe. In 2002 wordt de fabriek in Delden gesloten en worden de machines overgeplaatst naar Polen. In 2004 wordt de productie van stearinekaarsen in Waddinxveen gestopt en eveneens overgebracht naar Polen.

 

De markt voor traditionele huishoud- en gotische kaarsen daalt ten koste van de zogenaamde rustieke kaarsen (kaarsen met speciale effecten op de buitenkant). In 2007 wordt besloten de productie in Schijndel te beeindigen. De productie wordt overgebracht naar Boxmeer en Polen.

Aan de Kerkendijk in Schijndel blijft het hoofdkantoor van gevestigd van Bolsius, de grootstse kaarsenproducent van Europa!

Hoofdkantoor Bolsius Schijndel anno 2020